12 redenen waarom iedereen Parijs-Roubaix moet kijken
Eind februari juicht de wielerwereld. Terwijl de laatste veldritten nog worden gereden, als de sluitingsceremonie van de Olympische Winterspelen nog gehouden moet worden en de vorst nog diep in de grond zit, maakt fietsend Nederland, België en nog een paar plekjes in de wereld zich op voor een feestje. Het is de dag van De Omloop. Het wielervoorjaar is begonnen. Anderhalve maand lang klotsen en stuiteren over de Vlaamse en Franse steentjes, heuveltjes en geitenpaadjes. En waar De Omloop het begin is, is Parijs-Roubaix het einde.
Het wielerjaar is nog steeds pas net begonnen, maar de klassiekerrenners hebben er al een heel seizoen op zitten. Zes weken lang hebben ze gedokkerd over de kinderkopjes, allemaal voor dat ene doel: 260 kilometer koersen door het Noord-Franse landschap, waarvan meer dan 50 kilometer over kasseien. En dat is prachtig. Dit is waarom iedereen minstens één keer in zijn leven Parijs-Roubaix zou moeten kijken.
1. Chris Froome wint niet
Chris Froome is de stomste renner van het peloton. Dat was hij al, en door allerlei dingen is hij dat dit seizoen nog meer. Hij is saai, hij is nep, hij belazert de boel waar je bij staat, maar bovenal: hij wint altijd. Maar Parijs-Roubaix niet. Hij doet niet eens mee. Froome kan dat helemaal niet, vliegen over de cobblestones. De vijfde etappe in de Tour de France van 2014, de enige in de afgelopen vijf jaar die niet door Froome werd gewonnen, was een soort mini-Parijs-Roubaix. Froome viel. Twee keer. Nog voor hij überhaupt bij de steentjes was aangekomen. Exit Froomey. Koersen die Chris Froome niet kan winnen, zijn de leukste koersen van allemaal.
2. Lars Boom
Lars Boom doet dit jaar niet mee aan Parijs-Roubaix. Niet op tijd hersteld van een ingreep aan het hart. Eeuwig zonde, maar wat geeft het. De bewuste etappe in de Tour van 2014, waar Froome uitviel, was het Lars Boom die de negenjarige droogte van Hollanders die Touretappes wonnen doorbrak. Op de steentjes van Roubaix.
3. Niki Terpstra
Nog maar een Nederlander dan. Eentje die wel meedoet. Niki Terpstra muisde er in 2014 (wat een jaar was dat voor Hollanders en kasseitjes!) vanonder. Gewoon, in een soort van bochtje. Vanuit een soort van kopgroep met alle soort van favorieten. En hij reed soort van door en niemand haalde het soort van in z’n bolle kop Niki te gaan halen. En dus won Terpstra de mooiste koers uit zijn leven. Hollands glorie in Roubaix!
En alsof dat nog niet genoeg was won Niki (nog nadat ik het grootste deel van deze post had geschreven) die andere grote voorjaarskoers, de Ronde van Vlaanderen – waarmee hij zichzelf meteen tot een van de topfavorieten voor Roubaix bombardeerde.
4. Nog meer Nederlanders
Maar jongens, we hebben me hier toch een generatie kanonnen in Nederland. Er kunnen er nog veel meer winnen. Dylan van Baarle kan het, al is die meer thuis in Vlaanderens Mooiste. Sebastian Langeveld is altijd goed in Noord-Frankrijk. Misschien kan Dylan Groenewegen wel mee over de stroken, dan is de sprint (kom ik nog op terug!) een eitje. Fabio Jakobsen is dit jaar opeens een supertalent, dus waarom kan die het niet? (Okee, hij doet niet mee, maar dat is een detail). Kortom: kansen genoeg voor Oranje.
5. Maar nog veel meer Belgen
Hoe fijn ook dat we een goeie generatie toppers hebben, onze Zuiderbuurkes mogen helemaal hun handekes dichtknijpen. Elke Belg is altijd favoriet in Roubaix. Van Avermaet en Vanmarcke zijn al jarenlang kanshebbers, net als Stybar, toch ook een halve Belg. Stuyven, Benoot en Naesen kloppen op de deur. Van Aert is geen veldrijder meer, hij is een potentiëel Roubaix-winnaar. Philippe Gilbert droomt nog altijd van zijn queeste om elk van de vijf Monumenten eens te winnen – hij staat op drie, Roubaix heeft hij nog niet. En dan zijn er nog al die halve favorieten waarvan er sowieso een aantal gaan meedoen om de knikkers. België heeft de meeste ijzers in het vuur van allemaal.
6. Het kan regenen
Het is alweer even geleden, een regenachtige Parijs-Roubaix. Boom won de Touretappe in de plensbuien, maar dat telt niet. Als het regent in Roubaix, zijn de steentjes extra glad. Extra puntig. Extra hard als je ze aantikt met je neus. Renners zien eruit als veredelde veldrijders, koppen staan strak van de modderbadjes en iedereen en z’n moeder ligt erbij of rijdt lek, minstens een keer of vier. Een regenachtige Parijs-Roubaix is als een zonovergoten vakantie: het hoort zo, je hoopt erop, en als het gebeurt is het nét even iets leuker dan als het niet zo is.
7. Het kan ook niet regenen
Maar niet getreurd: ook als het niet regent is Parijs-Roubaix een Hel. Als de zon schijnt is het namelijk stofhappen. De motor voor je doet het gruis opwaaien en jij rijdt er vol met je mik doorheen. Ademen kan niet meer, zien ook niet, je moet op de tast en met dichtgeklapte longen het wiel van je voorganger zien te houden. En zelfs als het wat heeft geregend en het valt mee met het stof, dan is het alsnog afzien. Dan gaat er niks fout, dan rijdt er niemand lek, en dan is elk foutje dat je maakt meteen de genadeklap.
8. Er gaat iemand zo godsgruwelijk hard op z’n plaat dat-ie niet meer weet waar z’n huis woont
Dat is eigenlijk helemaal niet zo grappig. Dus stiekem lachen.
9. Het Bos van Wallers-Arenberg
Alpe d’Huez. De Moeren. De Muur. Stuk voor stuk monumentale passages die iedere wielerliefhebber wel kan uittekenen. Maar er is er maar één die er bovenuit steekt: het Bos van Wallers-Arenberg. Het begint al bij de ingang van het Bos, of eigenlijk al kilometers ervoor, wanneer de favorieten in een soort massaspurt proberen als eerste onder de poort door te duiken om maar niet in het gedrang te komen. Dan de poort zelf, een rechthoekige boog die het begin van de Hel markeert. En dan. Tweeënhalve kilometer drama. De Dood in hoogsteigen persoon. Val stil en je komt nooit meer op snelheid, val om en je breekt alles wat je breken kunt. De strook gaat licht bergafwaarts, de snelheden zijn veel te hoog om nog voor veilig door te kunnen gaan en de steentjes liggen zo slecht dat kiezen tussen de rug, de weg zelf en de goot één pot nat is. Als je uiteindelijk linksaf het asfalt opdraait, ben je vijf jaar ouder geworden.
10. Iedereen gaat va-banque
Na Roubaix mogen de mannen van het vlakke even vrijaf nemen. Er zijn erbij die doodleuk doorgaan richting het heuvellandschap van Noord-Frankrijk en Wallonië, maar voor het gros zit het er even op. Uitrusten. Slapen. De wonden likken. Overwinningen vieren. Maar eerst nog één dag knallen. Alles eruit persen wat erin zit. Je kunt je niet meer verstoppen, je kunt niet meer de vermoorde onschuld spelen als het even niet loopt. Iedereen is op de afspraak. Iedereen.
11. Quick-Step tegen het soepie
Quick-Step Floors Cycling Team heeft op het moment van schrijven 23 seizoenszeges binnengeharkt. Dat zeg ik nu, maar het zou best kunnen dat de teller als je dit leest al op 24 staat. Of op 25. Of op 117, weet jij veel. Hoe dan ook, Quick-Step wint bijna alles, en dan nog iets meer. Zondag is het dus met ze alle tegen die blauwen. Want iedereen bij QSF is favoriet. Terpstra natuurlijk, maar ook Gilbert, Stybar, en Lampaert. Het zou zomaar kunnen dat Declerq, Keisse of Sénéchal opeens mee zitten en een Niki’tje doen. Welja, misschien draait de inmiddels gestopte Boonen per ongeluk het parcours op en rijdt hij iedereen de vernieling in. Quick-Step heerst harder dan Sky in de Tour of Festina in de ploegentijdrit. De rest mag het doen met de kruimels. Of (het is immers Roubaix) gewoon de zege, natuurlijk.
12. De vélodrome
Veldrijders rijden door het bos, mountainbikers ook, of op het strand, wegrenners op de weg (of steentjes) en baanwielrenners in een stadion. Behalve in Parijs-Roubaix. Daar ligt de finish namelijk op het Vélodrome André Pétrieux, na anderhalve ronde. Zevenhonderd meter over een betonnen wielerbaan rijden, en dan afsprinten, of solo met de handen voor de ogen het laatste rechte eind bollen. De allermooiste finish van de wielerkalender.
13. Douchen
Er zijn weinig dingen in het leven die beter voelen dan een warme douche na een potje fietsen, maar in Roubaix heeft het douchen een aparte status. Dat komt door de setting. De douches zijn legendarisch. Het zijn niet echt douches, het heeft meer weg van een plek waar varkens hun laatste uurtjes doormaken voor ze geslacht worden. Maar dan met water. En de namen van alle Roubaix-winnaars uit het verleden. Douchen in een hokje waar de naam van Eddy Merckx op een plaatje prijkt, het kan in Roubaix.
En dus
En dus moet je kijken. Naar die uitgemergelde graatpakhuizen die zich zonder doodsverachting over weggetjes gooien die de Romeinen nog hebben aangelegd. Naar die beestachtige afstand die normaal gesproken helemaal niet zo’n probleem is, maar op die ene dag in april wel. Naar stuiterende kettingen, klappende banden, trillende polsen, brekende botten en volwassen mannen die jankend op hun fiets zitten. En naar een van de weinige koersen die zonder ook maar een viaduct in hoogtemeters toch geen schijn van kans heeft uit te monden in een massasprint.
Dat is de Hel van het Noorden.
Dat is Parijs-Roubaix.